top of page
  • Foto van schrijverdr. mr. Anne de Hingh

Minister Grapperhaus, die cowboymaatschappij komt voort uit uw eigen wet.

Mishandeling met dood als gevolg...

Eind oktober van dit jaar overleed in Arnhem een 73-jarige man enkele uren nadat hij op straat zwaar was mishandeld door een groep jongeren, van wie de meesten minderjarig waren. Die mishandeling volgde niet op een toevallige ontmoeting van de jongens met de man. Uit de media kunnen we opmaken dat het contact tussen de man en één van de jongens (“een 15-jarige jongen”) tot stand was gekomen via de datingwebsite Bullchat, een platform voor homoseksuelen. De man zou hebben gereageerd op een oproep in een chatroom om seksueel contact te hebben met een minderjarige jongen. Met het oog daarop was een concrete afspraak gemaakt voor een ontmoeting in de fysieke wereld, namelijk op die bewuste avond in de Arnhemse Spijkerstraat.


..of online grooming?

Voor degenen die bekend zijn met het Wetboek van Strafrecht klinkt dit allemaal bekend in de oren. In artikel 248e Sr dat ziet op online grooming (ook wel digitaal kinderlokken) staat immers dat degene die


… door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een

communicatiedienst aan een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog

niet heeft bereikt of iemand die zich […] voordoet als een persoon die de

leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt een ontmoeting voorstelt met

het oogmerk ontuchtige handelingen met een persoon die de leeftijd van

zestien jaren nog niet heeft bereikt te plegen of een afbeelding van een

seksuele gedraging waarbij een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog

niet heeft bereikt is betrokken te vervaardigen […], indien hij enige handeling

onderneemt tot het verwezenlijken van die ontmoeting, wordt gestraft met

gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren (…)


Los van de trieste afloop in de Arnhemse grooming-zaak staat het niet ter discussie dat in deze zaak sprake was van online grooming in de zin van artikel 248e Sr. De dader en het slachtoffer hadden elkaar immers op Bullchat leren kennen en met elkaar gecommuniceerd van achter hun scherm. Vervolgens was er een concrete ontmoeting voorgesteld, namelijk op woensdag 28 oktober rond negen uur ‘s avonds in de Spijkerstraat. En met het feit dat de 73-jarige man (net als de jongensgroep) was aangekomen op de ontmoetingslocatie was ook voldaan aan het vereiste dat enige handeling was ondernomen ter verwezenlijk van de ontmoeting. Volgens het OM had de man een afspraak gemaakt om seks te hebben met de 15-jarige jongen – zijn oogmerk was er dus op gericht om ontuchtige handelingen met een zestienminner te plegen. Het is niet helemaal zeker of in deze zaak het grooming-slachtoffer inderdaad de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. Maar nu volgens artikel 248e Sr “iemand die zich voordoet als een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt” ook het slachtoffer kan zijn van online grooming, is de werkelijke leeftijd van de jongen in deze zaak van ondergeschikt belang.



Lokpuber

Die mysterieuze figuur die “zich voordoet als een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt” deed zijn intrede in het Wetboek van Strafrecht op 1 maart 2019 met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Computercriminaliteit III. Dit voorstel hield onder meer een wijziging van artikel 248e Sr in die de inzet van deze zogenaamde lokpuber als lokmiddel mogelijk maakte. Ten behoeve van de preventie en de opsporing van digitaal kinderlokken mogen agenten of andere meerderjarigen zich daarom thans online voordoen als zestienminner.


De lokpuber kwam niet helemaal uit de lucht vallen. In de jaren 2010- 2012 hadden de Nederlandse opsporingsautoriteiten er al mee geëxperimenteerd bij het opsporen van groomers. Politieambtenaren deden zich dan online voor als zestienminner, gebruikten daarvoor bijvoorbeeld een fake profiel van een fictief jong meisje en legden met behulp van die dekmantel contact met potentiële groomers om deze vervolgens op heterdaad te kunnen betrappen. Aan deze lokpraktijk kwam in 2012 een einde met een uitspraak van de Rechtbank Den Haag. Die overwoog namelijk dat in het toenmalige artikel 248e een geobjectiveerde leeftijd van 16 jaar werd gehanteerd en dat er geen sprake kon zijn van strafbaarheid indien de verdachte weliswaar (subjectief) dácht dat het om een zestienminner ging, maar het ‘slachtoffer’ objectief gezien ouder was dan zestien jaar.


Kort gezegd stond de lokpuber op dat moment als zodanig niet in de wet en mocht die dus ook niet worden ingezet bij de opsporing. In het wetsvoorstel Computercriminaliteit III werd zoals gezegd deze “omissie” rechtgezet. De minister lichtte die keuze als volgt toe:


… wordt voorgesteld om [het artikel] 248a zodanig te wijzigen dat kinderen

beter beschermd worden tegen benadering via internet of andere

communicatiemiddelen voor seksuele doeleinden. De beschermingsomvang

wordt zodanig uitgebreid dat de strafbaarstelling ook ziet op het benaderen

voor seksuele doeleinden van iemand die zich voordoet als iemand die de

leeftijd van zestien jaren […] nog niet heeft bereikt. De daadwerkelijke

betrokkenheid van een [zestienminner] behoeft niet te worden bewezen. Ook

als de persoon die betrokken is ouder is kan sprake zijn van een strafbare

gedraging, als bewezen kan worden dat deze zich voordeed als een

minderjarige. Met de verruiming van de strafbaarstelling wordt de inzet van

de zogenaamde «lokpuber» mogelijk. Ook kan, anders dan thans het geval is,

tot een bewezenverklaring worden gekomen als degene die zich voordoet als

de minderjarige een ouder of een oudere broer of zus is die, bijvoorbeeld op

verzoek van het onraad ruikende kind, de chat heeft overgenomen….


Van de minister mochten behalve politieagenten dus ook familieleden van potentiële slachtoffers zich voordoen als zestienminner om zo, als lokpuber, online groomers in de val te lokken.


Tallon-criterium

Bij het gebruik van lokmiddelen ligt het gevaar van uitlokking altijd op de loer. Dat geldt voor de lokfiets, de lokprostituee, de lokoma, én de lokpuber. De politie mag dat soort lokmiddelen in beginsel gebruiken, maar de Hoge Raad heeft daarbij wel gezegd dat “met de inzet van zo’n lokmiddel de verdachte niet mag zijn gebracht tot andere handelingen dan waarop het opzet reeds tevoren was gericht”. Dit zogenaamde Tallon-criterium houdt in dat de politie bijvoorbeeld bij het station een lokfiets mag plaatsen om fietsendieven te betrappen, maar dat het initiatief tot handelen telkens bij de verdachte ligt, en dat de politie rustig moet afwachten tot de fietsendief toeslaat.


Door sommige auteurs wordt wel aangenomen dat dat rustig afwachten bij het gebruik van een lokpuber onmogelijk is. Er zal immers een bepaalde vertrouwensband moeten zijn ontstaan en in elk geval een online conversatie worden gevoerd wil de groomer het concrete ontmoetingsvoorstel kunnen doen. De lokpuber kan alleen maar een effectief opsporingsmiddel zijn wanneer de politie niet teveel initiatief toont (en de grens met uitlokking bewaakt) maar ook niet te weinig, omdat er anders nooit een afspraak met de groomer zal komen.


Pedohunters

Wat heeft dit alles nu met het tragische incident in Arnhem te maken? Al snel na het overlijden van de 73-jarige man ging in de media het verhaal dat de jonge aanvallers een groep zogenaamde pedohunters vormden, dat de man via een oproep op de chat in de val was gelokt en dat het dus een georganiseerde vorm van eigenrichting betrof.


Daarna was de geest uit de fles en bleek pedohunten veel vaker voor te komen dan wij tot nu toe konden vermoeden. Er zouden vanaf de zomer niet minder dan 250 vergelijkbare incidenten zijn voorgevallen. Een groep uit Tilburg had via internet contact met een man, waarbij ze zich voordeden als een meisje van 12. Tijdens de afspraak op een parkeerplaats wilde de pedojagers de man overdragen aan de politie, maar werd hij tegen zijn hoofd getrapt door een voorbijganger. In Utrecht bleek een groep jongemannen actief, onder de naam Jagers 030, die het als hun burgerplicht zien om pedoseksuelen in de val te lokken en er overigens prat op gaan geen geweld te gebruiken maar alleen burgerarresten uit te voeren. In Goes werden acht tieners aangehouden die verdacht werden van het molesteren van een man. Volgens de politie was ook daar mogelijk sprake van het zogenaamde pedojagen, waarbij de jongens probeerden pedofielen uit de tent te lokken door zich voor te doen als een minderjarige jongen of meisje.


Fout, helemaal verkeerd

De politie en het OM luidden subiet de noodklok. De incidenten met pedohunters beperkten zich, volgens de politie, niet tot met geweld gepaard gaande ontmoetingen maar variëren van klemrijden tot bedreigen en het publiekelijk aan de schandpaal nagelen van mensen op internet. Het strafbare gedrag van deze pedohunters zou zedenrechercheurs veel tijd kosten die zij liever in het voorkomen van kindermisbruik zouden steken. In de media riepen politie en justitie burgers op om te stoppen met het pedojagen om te voorkomen dat er nog meer doden zouden vallen.


Daar komt bij dat deze klopjachten zelden leiden tot veroordeling van een kindermisbruiker. Volgens de politie is het bewijs dat de jagers aanleveren vaak onbruikbaar. Vermoedelijk speelt daarbij een rol dat het verbod op uitlokking (zoals dat geldt voor opsporingsautoriteiten) moeilijk is te handhaven wanneer het om particulieren gaat die op eigen houtje afspraken maken met vermoedelijke groomers.


Ook Minister Grapperhaus deed een duit in het zakje. Het was “fout, helemaal verkeerd en absoluut niet de bedoeling” dat mensen voor eigen rechter gingen spelen en de jacht openden op vermeende kindermisbruikers. Dat soort gedrag zou thuis horen in een cowboymaatschappij. De minister riep burgers dan ook op gewoon naar de politie te gaan als daartoe aanleiding lijkt te zijn.


De uitspraken van Grapperhaus zijn opvallend te noemen in het licht van tekst van de memorie van toelichting bij CCIII. Daarin had zijn voorganger een heel andere, maar zeer heldere afweging gemaakt ten aanzien van de inzet van lokpubers en te verwachten burgerinitiatieven.


… Dat dit, zoals de NVvR opwerpt, de deur zou kunnen openzetten voor

burgerinitiatieven om pedofielen op te sporen valt niet geheel uit te sluiten.

Bij afweging van alle betrokken belangen, dient het belang van de

bescherming van kinderen tegen gedrag op het internet of via

communicatiemiddelen dat gebruikt wordt om kinderen te verleiden tot

seksuele gedragingen […] mijns inziens het zwaarste te wegen.”


De Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak had negatief geadviseerd op de wijziging van artikel 248e en uitdrukkelijk gewaarschuwd voor allerlei vormen van vergaand burgerinitiatief, precies de soort pedohuntergroepen, dus, waarmee de samenleving nu wordt geconfronteerd. Maar deze waarschuwing was aan dovemansoren gericht. De minister nam, niet gehinderd door de kennis van nu, de gevaren van eigenrichting maar al te graag op de koop toe. En zette daarmee de deur voor pedohunters wagenwijd open.


Deze “knee jerk regulation” leidt niet tot meer veiligheid maar roept juist op tot geweld

Het idee achter de strafbaarstelling van grooming, en ook de uitbreiding van het delict met de lokpuber is duidelijk. Niemand is tegen het creëren van een veilige online omgeving voor kinderen. Jongeren van nu zijn online actief en niemand wil dat ze om de haverklap worden geconfronteerd met meerderjarige internetgebruikers die hen lastigvallen en benaderen voor seksuele doeleinden. Gelukkig blijkt uit onderzoek dat online grooming relatief weinig voorkomt. En dat de slachtoffers een vrij specifieke groep vormen van kwetsbare kinderen die vaak in de fysieke omgeving ook (seksuele) onveiligheid ervaren, en op zoek zijn naar vriendschap of aandacht online.


Op een andere plek heb ik al eens betoogd dat de wetgeving op het gebied van grooming mij ineffectief en ongericht toeschijnt. De huidige strafbaarstelling vormt eerder “a sledgehammer to crack a nut”. Sommige auteurs kwalificeren dit soort disproportionele wetgeving als knee jerk regulation. Als het gaat om de combinatie van kinderen, technologie en seksualiteit grijpen wetgevers graag als in een reflex naar de zwaarste middelen om vermeende risico’s uit te bannen. Maar het leeuwendeel van de zestienminners is gelukkig voldoende weerbaar om ongewenste seksuele communicatie en online avances van meerderjarigen af te weren. Potentiële slachtoffers van grooming zijn meer gebaat bij heel goede voorlichting en zorg in de nabije omgeving. Nu de grooming-bepaling in de praktijk bovendien ongebreideld geweld en eigenrichting in de hand blijkt te werken lijkt het mij de hoogste tijd om de hele strafbepaling inclusief de lokpuber grondig te herzien. Ik ben benieuwd wat het wetsvoorstel seksuele misdrijven in dat opzicht zal brengen.


bottom of page