top of page
  • Foto van schrijverChandell Stienstra

Geen auteursrecht op technische functie vouwfiets

De uitsluiting van techniek binnen het auteursrecht is al jaren een traditioneel uitgangspunt van deze tak van het recht. Maar vandaag de dag is dit lang niet meer zo vanzelfsprekend. In een eerdere blog heb ik besproken wanneer een product auteursrechtelijke bescherming geniet. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het HvJ EU) moest onlangs in een uitspraak beslissen of er op delen van een voorwerp die uitsluitend door hun technische functie worden gekenmerkt een auteursrecht kan bestaan. Er werd geconcludeerd dat er geen sprake was van een auteursrechtelijk beschermd werk.


De feiten

De zaak ging om Brompton, een Britse fabrikant van vouwfietsen. Deze fabrikant is de uitvinder en voormalig octrooihouder van de ‘Brompton-fiets’. Kenmerkend voor deze fiets is dat zij op drie manieren kan worden gevouwen: gevouwen stand, open stand en een tussenstand waardoor de fiets op de grond in evenwicht blijft. Met het verlopen van het Brompton-patent zagen verschillende fabrikanten van vouwfietsen, waaronder Get2Get, hun kans schoon sterk gelijkende vouwfietsen te maken. Brompton stelt dat Get2Get haar auteursrechten schendt, maar het bedrijf beweert dat het uiterlijk van haar ‘Chedech-vouwfiets’ noodzakelijk is om het gewenste technische resultaat te bereiken. Brompton voerde aan dat er wel degelijk sprake is van een beschermd ‘werk’ aangezien er alternatieve modellen bestaan die hetzelfde technische effect kunnen bereiken met andere verschijningsvormen. In deze blog zet ik kort uiteen hoe het HvJ EU dit dilemma heeft opgelost.

De beoordeling van het Hof

Het HvJ EU is duidelijk over zijn invulling van het auteursrechtelijke werkbegrip: voor auteursrechtelijke bescherming komt in aanmerking een werk dat ‘oorspronkelijk is in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan’. De nationale rechter moet vervolgens nagaan of de auteur van het product door de keuze van de verschijningsvorm van zijn product zijn creatieve vermogen op originele wijze tot uitdrukking heeft gebracht door vrije en creatieve keuzes te maken en het product zodanig heeft vormgegeven dat het zijn persoonlijkheid weerspiegelt.[1]

In de zaak werd overwogen dat het bestaan van een andere mogelijke verschijningsvorm waarmee hetzelfde technische resultaat kan worden bereikt erop kan wijzen dat er keuzemogelijkheden zijn, maar dit is volgens het HvJ EU niet doorslaggevend voor de beoordeling van de factoren die de keuze van de maker hebben beïnvloed.[2] Het HvJ EU kwam in 2018 tot een soortgelijke oplossing inzake het modellenrecht.[3] Dat de alternatieve technische oplossingen voor de vouwfiets in onderhavig geval niet doorslaggevend waren voor de kwalificatie tot een auteursrechtelijk werk is dus niet verrassend. Het HvJ EU overwoog verder dat het bestaan van een vroeger octrooi en de doeltreffendheid van de verschijningsvorm om hetzelfde technische resultaat te bereiken, alleen in aanmerking moeten worden genomen voor zover deze elementen het mogelijk maken te achterhalen met welke overwegingen bij de keuze van de verschijningsvorm van het betrokken product rekening is gehouden.[4] Hiermee maakt het HvJ EU duidelijk dat techniek nog steeds niet zomaar in de invloedsfeer van het auteursrecht terecht komt.

Het HvJ EU benadrukt in dit verband dat “aan het criterium van oorspronkelijkheid niet kan worden voldaan door onderdelen van een voorwerp die uitsluitend door hun technische functie worden gekenmerkt, aangezien met name uit artikel 2 van het WIPO-verdrag inzake het auteursrecht volgt dat de auteursrechtelijke bescherming zich niet uitstrekt tot ideeën. Het beschermen van ideeën door middel van het auteursrecht zou in feite neerkomen op het bieden van de mogelijkheid om ideeën te monopoliseren, ten koste van met name de technische vooruitgang en de industriële ontwikkeling”.[5] Dit is de facto niet erg vernieuwend. De wetgever heeft bewust bepaald dat aan technische vondsten met uitvindingshoogte octrooirecht toekomt, maar aan uitvindingen zonder die uitvindingshoogte bescherming ontzegd moet worden. Het lijkt mij dan ook niet de bedoeling dat voor die laatste categorie via de achterdeur wel van rechtswege een auteursrecht (met veel langere bescherming) gecreëerd kan worden.

[1] punt 34

[2] punt 35

[3] HvJ EU, 8 maart 2018, DOCERAM (C‑395/16, EU:C:2018:172)

[4] punt 36

[4] punt 27


bottom of page