Chandell Stienstra
Een COVID-19 vaccin voor iedereen, of toch niet?
Op 10 juli 2020 is er een artikel geschreven over de mate waarin de complexiteit van het beschikbaar komen van medicijnen wordt onderschat.[1] Kanttekeningen werden geplaatst bij het effectieve gebruik van dwanglicenties en de mogelijk negatieve gevolgen daarvan voor het Nederlandse innovatieklimaat. Eerder is geblogd over de dwanglicentie in het algemeen en dat dit een beperking vormt op het 20-jarige monopolierecht van de octrooihouder. Een dwanglicentie is een licentie verleend door de overheid zonder voorafgaande toestemming van de octrooihouder. Indien doeltreffend, kunnen dwanglicenties zorgen voor adequate toegang tot geneesmiddelen in ontwikkelingslanden. Het mechanisme is in het leven geroepen vanuit de internationale verplichting van alle staten om gelijke toegang tot medicijnen te waarborgen. Vanuit dit perspectief zal ik in deze blog proberen om kort uit te leggen hoe die verplichting zich verhoudt tot het octrooirecht.
Internationale verplichting van staten
Op grond van artikel 25 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) en artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR) zijn alle staten verplicht maatregelen te nemen om de volksgezondheid te verbeteren. In de context van het intellectuele eigendom valt deze verplichting ook af te leiden uit het TRIPs verdrag. Dit verdrag is tot stand gekomen op aandringen van ontwikkelde landen en dat zie je terug in de gesloten overeenkomsten destijds (de belangen van ontwikkelingslanden zijn er minder vertegenwoordigd). Aangezien veel ontwikkelingslanden niet over de middelen beschikken om de essentiële geneesmiddelen zelf te produceren, zijn (met name) de rijke landen binnen de WTO op grond van het internationale recht verplicht om de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen te helpen bij de verwezenlijking van dit recht. Deze verplichting strekt dus verder dan ervoor te zorgen dat je eigen burgers gelijke toegang tot essentiële medicijnen krijgen.
Belemmering van het octrooirecht
Het octrooirecht heeft als doel de technische ontwikkeling te waarborgen. De uitvinder maakt zijn uitvinding openbaar en in ruil daarvoor krijgt hij een 20-jarig monopolie. Het gedachtegoed is voornamelijk gebaseerd op twee beginselen, namelijk de ‘incentive’-theorie en de ‘reward’-theorie.[2] De eerste theorie stelt dat door de uitvinder rechten toe te kennen als beloning voor zijn inspanning, innovatie en productiviteit wordt gestimuleerd. De tweede theorie gaat meer uit van een soort morele toepassing van het recht. We vinden het namelijk ook eerlijk om een uitvinder te belonen voor zijn harde werk. Er gaat enorm veel tijd zitten in het bedenken van een nieuw, innovatief product (een vaccin voor COVID-19 bijvoorbeeld). Ook kleven er enorm veel risico’s aan een dergelijk proces (concurrentie in de markt, medicijn niet effectief, enz.). Om deze redenen geniet de octrooihouder hoge bescherming voor zijn uitvinding en heeft hij een sterke positie in de markt. Het gevolg: exorbitant hoge prijzen voor nieuwe medicijnen.
Dit is precies waar het octrooirecht botst met de internationale verplichting van staten om essentiële medicijnen beschikbaar te stellen voor eenieder. Door het monopolierecht van de farmaceut kan niet iedereen dure medicijnen kopen. En dit is een groot probleem in minder ontwikkelde landen.[3]
Taak van de overheid
De huidige pandemie is een goed voorbeeld van een situatie waarin mensen vinden dat zoveel mogelijk landen toegang moeten hebben tot een mogelijk vaccin, maar dat dit niet ten koste mag gaan van octrooirechten en innovatie. Het is in ieder geval de taak van de overheid om hierin een goede balans te vinden. De discussie hieromtrent is echter zeer complex, omdat veel spelers bij dit probleem betrokken zijn. Daarnaast spelen het tegenstrijdige karakter van het octrooirecht en de internationale verplichting van staten om te zorgen voor gelijke toegang tot geneesmiddelen een belangrijke rol. Het is dan ook de vraag of de overheden erin zullen slagen een toekomstig COVID-19 vaccin voor iedereen beschikbaar te stellen, al dan niet door middel van een dwanglicentie.
[1] W. Pors, ‘Inzet van dwanglicenties voor geneesmiddelen – wordt er een probleem opgelost?’, Bird&Bird Den Haag 2020.
[2] J.T. Brougher, ‘Intellectual Property and Health Technologies – Balancing Innovation and the Public’s Health’, New York: Springer 2014, p. 8 - 9.
[3] R.C. Bird, ‘Developing Nations and the Compulsory License: Maximizing access to Essential Medicines While Minimizing Investment Side Effects’, Pharmaceutical Relations, p. 209.