Kyana Bozorg Zadeh
De Heksenkaas-rage: het objectieve rechterlijke oordeel dat smaak te subjectief is voor auteursrecht
De discussie of er valt te twisten over smaak heeft een interessante ontwikkeling doorgemaakt. In het arrest Levola/Smilde oordeelde de Europese rechter namelijk dat de smaak van een voedingsmiddel niet auteursrechtelijk beschermd kan zijn. In het kort samengevat legt het Hof van Justitie uit dat smaakbeleving en smaakervaring te persoonsgebonden zijn: de bestanddelen waarin de “eigen intellectuele schepping van de maker” tot uitdrukking komt is niet voldoende nauwkeurig en objectief bepaalbaar.
De uitleg van het Hof is een interessante, gezien het rechtsstatelijke beginsel dat een rechter objectief moet rechtspreken en op basis van feiten tot een oordeel komt. In onderhavige uitspraak leggen de rechters van het Hof uit dat het verband tussen een object (de smaak van een voedingsmiddel) en de technische identificatie niet objectief en nauwkeurig kunnen worden onderscheiden van producten van dezelfde aard. Dit argument wordt gegrondvest op het oordeel dat identificatie van een “smaak” een subjectieve aangelegenheid (is en) blijft en het daardoor niet kan worden onderscheiden van de smaak van andere producten.
Hierna wordt eerst kort ingegaan op de inhoud van deze uitspraak en vervolgens worden de objectieve beoordeling van de rechter en technische identificeerbaarheid van smaak besproken.
Uitleg van de Europese rechter: Heksenkaas vs. Witte Wievenkaas
Om weer even in te komen: De kernvraag was in deze zaak of smaak auteursrechtelijk kan worden beschermd en zo ja, op basis van welke factoren deze bescherming moet worden geconstateerd. Echter, aan dit laatste onderdeel is het Hof klaarblijkelijk niet toegekomen.
Bij de beantwoording ging het niet om de beoordeling van de verpakking van de producten met dezelfde receptuur van kaas (daar was eerder al een merkenrechtelijke zaak over gevoerd). Wel bogen de rechters zich over de vraag of de smaak van de Heksenkaas door het relevante publiek, dus door consumenten, kan worden onderscheiden van de smaak van de Witte Wievenkaas. De identificatie van deze smaakverschillen kan volgens het Hof alleen worden beoordeeld op basis van de persoonlijke smaakervaring en smaakbeleving van de (gemiddelde) consument. Deze elementen zijn zeer subjectief, omdat smaak afhankelijk is van leeftijd, voedselvoorkeuren en consumptiegewoonten en ook van de omgeving en context (stel je hebt griep of bent zwanger) waarin het voedingsmiddel wordt genuttigd.
Volgens het Hof is niet mogelijk smaken met behulp van technische middelen nauwkeurig en objectief te identificeren, met als gevolg dat smaak niet kan worden onderscheiden van de smaak van andere soortgelijke producten. Men kan zich echter afvragen of het niet voorhanden hebben van technische middelen - en daardoor niet de smaak van een voedingsmiddel nauwkeurig en objectief kunnen identificeren - als (direct) gevolg heeft dat de smaak van het ene product niet kan worden onderscheiden van andere producten.
Objectieve bepaalbaarheid van smaak
De kernvraag zou eigenlijk moeten zijn: is het mogelijk (of misschien zelfs wenselijk) dat rechters het oordeel geven dat consumenten smaken al dan niet met elkaar kunnen verwarren of vergelijken? Zelfs als de smaak van een voedingsmiddel niet op de een of andere ‘technische’ manier kan worden omschreven, zoals bijvoorbeeld in een octrooi, dan wil dat niet bij voorbaat zeggen dat niet op een andere verantwoorde wijze kan worden geoordeeld of de smaken van elkaar kunnen worden onderscheiden of dat zij verwarrend veel op elkaar lijken. En dat hangt af van de perceptie van het relevante publiek, niet van het geobjectiveerde oordeel van de rechter.